‘Antonin Scalia, de vorig jaar overleden rechter van het hooggerechtshof van de Verenigde Staten, schreef ooit dat het de taak van advocaten is om complexe zaken eenvoudig te maken, en niet om eenvoudige zaken complex te laten klinken. Daar ben ik het helemaal mee eens. Toch wordt juist juristen vaak verweten dat zij het tegenovergestelde doen. En vaak is die kritiek terecht. Door het gebruik van onnodig deftige en ingewikkelde taal, zorgen juristen er regelmatig voor dat hun stukken of pleidooien voor een buitenstaander maar moeilijk te begrijpen zijn. Zo wordt in juridische teksten nog altijd gebruik gemaakt van Latijnse termen, zoals 'ergo' en 'in confesso'. En ook van ouderwetse uitdrukkingen waarin naamvallen voorkomen die we normaal gesproken niet meer gebruiken, zoals 'in dier voege' en 'ten verwere'. Of wat te denken van verouderde woorden als 'nopens' en 'weshalve'?
Ook de Hoge Raad wordt wel eens verweten dat zijn beslissingen (soms) moeilijk leesbaar zijn voor leken. Toch doet de Hoge Raad er de laatste jaren veel aan om zijn uitspraken gemakkelijker leesbaar te maken. Dat gebeurt onder meer door onnodig moeilijk en ingewikkeld taalgebruik zoveel mogelijk te vermijden. Zo hebben we de gewoonte om de belangrijkste passages van een beslissing hardop voor te lezen, zodra de rechters daar overeenstemming over hebben bereikt. Dat klinkt misschien ouderwets, maar het is een goede toets voor de leesbaarheid en begrijpelijkheid. Als een zin bijvoorbeeld heel erg lang is, kan dat bij het voorlezen naar voren komen door ademnood.
Het is goed als juristen beseffen hoe belangrijk het is dat alles wat zij zeggen en schrijven, ook werkelijk begrepen wordt. Anders blijft veel van het werk dat zij doen zonder effect.’
Rechtspraak Nummer 1, februari 2017