Beneden zitten mijn puberdochter en bijna-puberzoon. Na een paar weken is ons ritme helder:
- 8 uur: opstaan, ontbijten, afruimen, tanden poetsen, multiplayer minecraften.
- 5 voor 9: ik zeg 5 keer dat ze moeten stoppen met hun telefoons.
- 2 voor 9: ze installeren zich aan de keukentafel. De dochter met veel boeken, de zoon met het chromebook van school.
- 1 voor 9: ik ga naar boven voor het Teamsoverleg met mijn collega’s.
Na het overleg check ik de situatie beneden. De dochter schrijft formules in een wiskundeschrift, zoon kijkt naar het scherm, koptelefoon op zijn hoofd. Ik vraag hem of hij al een afstreeplijst heeft gemaakt. Dat gaat hij straks doen. Ik loop weer naar boven, naar mijn folder.
'Zorg ervoor dat je steeds op dezelfde tijden werkt, eet en ontspant. Dat geeft je structuur. En hierdoor kun je beter met stress omgaan.'
Half uur later, ik check weer bij de kinderen. Op het scherm van zoon een schietspel. Dochter is naar de bank verhuisd, ze trekt een duckface naar haar telefoon. Ik roep mijn gebruikelijke zinnen:
- “Dat was niet de afspraak”
- “Volgens mij is het nog geen koffietijd.”
- “Doe dan eerst je rekenen.”
- “Laat je afstreeplijst eens zien.”
- “Zal ik je telefoon dan maar mee naar boven nemen?”
En zij de hunne:
- “Als zíj op haar telefoon gaat, mag ik ook wat leuks doen.”
- “Ik snap er toch geen hol van!”
- “Ik zat pas nét op insta/snapchat/youtube! Letterlijk 1 seconde!”
- “Ik heb mijn telefoon nodig want ik heb een vraag gesteld aan een leraar / het antwoordboek is online / ik moet nog iets nazoeken / ik heb straks een Zoomles / ik moet een foto maken van mijn schrift.”
Zo loopt deze handhaver trap op, trap af. Drinken we koffie in de tuin en ben ik blij als de zoon zijn laatste vakje van zijn afstreeplijst heeft ingekleurd. Ik mag stoppen met mijn controles. Zoon pakt zijn telefoon en opent youtube voor het volgende gameverslag.
Ik had romantischer beeld gemaakt van een gezinslockdown. Met een project. Liederen instuderen. Nee, zelf liedjes maken. Ukelele leren spelen, en onszelf begeleiden bij onze zelfgemaakte liedjes. Nee, alle drie een ukelele bouwen, daarop leren spelen en onze liedjes zingen. Nee, 30 jaar geleden een kastanje in de grond hebben gestopt, de boom omhakken, zelf planken zagen, zelf ukeleles bouwen, ukelele spelen en erbij zingen. Voor de bejaarden in de wijk.
Ik laat het maar. Vanavond voetbalt de zoon met de kinderen uit de straat tot het donker wordt, vanmiddag zal de dochter weer urenlang videobellen met haar beste vriendin en haar aftroeven met archaïsch taalgebruik. Daar gaan ze stuk om. “Scheer je weg, jij vlegel!”
Ik ga terug naar mijn folder.
'Misschien moet je werk doen waar je niet voor bent opgeleid. Of moet je je werk nu anders doen dan je gewend bent. Dat kan lastig zijn. Weet dat je je werk zo goed mogelijk doet.'